Harry Potter woont in bij zijn bullebak van een oom, zijn vreselijke tante Petunia en zijn rotverwende neef. Hij slaapt in een kast onder de trap en wordt nauwelijks getolereerd als het enige kind van Petunia's zus en schoonbroer, die op mysterieuze wijze om het leven kwamen. Harry schikt zich gelaten in zijn lot, tot hij op zijn elfde verjaardag ontdekt dat hij de zoon is van twee machtige magiërs en dat hij zelf ook over toverkrachten beschikt. Wanneer hij een uitnodiging krijgt om aan Zweinstein, Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, te gaan studeren begint voor Harry het avontuur van zijn leven.